Presentatie Peter Grimm

Vrijdag 21 april 2023
Peter Grimm, historicus en lid van de KNVOL brengt ons naar de kernvraag, hoe vecht een bondgenootschap? Veertig jaar heeft hij zich verdiept in de luchtstrijd boven Nederland tot en met mei 1940. Hij heeft zijn kennis in het boek “Verloren Luchtruim’’ op papier gezet. Hierin behandelt hij de luchtstrijd boven Nederland tot en met eind mei 1940.
Hij onderscheidt drie operatietheaters: Het westen (met daarin m.n. Vesting Holland), Zeeland en West-Brabant, en Limburg. Als voorbeeld voor de hectiek van de luchtstrijd nam hij de gevechten boven en rond Maastricht op 12 mei 1940. Eerst schetste hij de strategische afwegingen en verwachtingen van de oorlogvoerende partijen met betrekking tot ons luchtruim.

De Duitse inzet. Voor Duitsland was, om Groot-Brittannië te kunnen aanvallen, het bezit van neutraal Nederland van strategisch belang. Vanuit West-Nederland lag zo het grootste deel van het eiland binnen het bereik van de Luftwaffe. In het oorspronkelijke aanvalsplan van Fall Gelb ging de hoofdaanval over Limburg en Luik richting Laag- en Midden-België.
Op 10 januari 1940 verongelukte een Bf 108 bij Vucht, nabij Maasmechelen, met daarin de papieren van het aanvalsplan. Dat noopte de Duitsers tot wijziging van de plannen. De hoofdmacht, zeven divisies, ging nu via de Ardennen en Noord-Frankrijk en twee divisies via Zuid-Limburg. Nog een tankdivisie trok via Noord-Limburg en de Moerdijkbrug naar de Vesting Holland. Daarnaast kwam er als afleiding massale inzet van de Luftwaffe boven West-Nederland, onder andere met luchtlandingstroepen.

Peter liet ons een zeer interessante kaart zien waarin in detail stond weergegeven waar de diverse Duitse eenheden zich voor de aanval bevonden.
De Engelse inzet. Groot-Brittannië beschikte over een grote vloot, een relatief klein leger, een Fighter Command (dat aanvallen op GB moest voorkomen) en een Bomber Command als strategische afschrikking. Men rekende op maar liefst 240.000 doden en gewonden per dag als de Luftwaffe massaal zou toeslaan en was bevreesd voor gasaanvallen. De Britten hadden het zwakke Nederland bij voorbaat afgeschreven en zij waren niet bereid om jachtvliegtuigen in ons land te stationeren.

Men was bevreesd voor een zodanige harde klap die de eigen defensie niet meer te boven zou kunnen komen. Faciliteiten en infrastructuur moesten bij verlies van grondgebied zowel in België als in Nederland worden vernield opdat de vijand daar geen gebruik van kon maken. Op 3 september 1939 kwam de oorlogsverklaring en werden 25 RAF squadrons naar Frankrijk verplaatst. Tot diepe frustratie van hun bondgenoten waren de Britten amper te bewegen om meer jachtvliegtuigen naar het continent te sturen wegens de dreiging van zware Duitse bombardementen op hun eigen steden. Er ontstond aanvankelijk een weinig actieve oorlog. De RAF startte met het inventariseren van mogelijke doelen waarbij civiele doelen zoals Maastricht niet werden vermeden, men vond ze legitiem. Voor een grootscheepse aanval door het Bomber Command op het Ruhrgebied (het Ruhrplan) was het vrijwel onvermijdelijk door het neutrale Nederlandse luchtruim te vliegen. Dat was precies de reden voor Berlijn om ons land te bezetten.
De Franse inzet. De oorlog moest in Franse optiek buiten de eigen grenzen worden uitgevochten, geen oorlogsschade in eigen land, en het bloed van anderen (niet van Franse onderdanen) moest vloeien. Resultaat was de Maginotlinie en een Franse opmars naar het noorden. Men mikte op een lange driejarige loopgravenstrijd in België en Nederland waarin de Wehrmacht moest doodbloeden.

De Franse landmacht was dominant, waaraan de luchtmacht ondergeschikt hoorde ter zijn. Die was ook niet klaar voor de strijd. Peter schetste vervolgens de Franse verwachtingen en hoe de Britten daarop reageerden. De Fransen wilden naar Zuidwest-Nederland en Centraal-België doorstoten en verwachtten daarbij tactische ondersteuning van zowel het Bomber Command als het Fighter Command. De RAF moest de gaten in het theater opvullen. De RAF wilde absoluut geen tactisch wapen zijn en ontweek de afspraken. Uit vrees voor vergelding ging het Ruhrplan in de ijskast. Zowel de Fransen als de Britten hielden er rekening mee dat Nederland en later België separaat werden aangevallen. Bomber Command wilde in dat geval daadwerkelijk terugslaan met strategische bombardementen op Duitsland.
De Belgen investeerden flink in een extra breed Albertkanaal en forten (o.a. Eben-Emael). Ook bouwden ze op Frans verzoek tussen Koningshooikt en Waver een linie (de zogenaamde KW-linie), die aansloot op de geprojecteerde Nederlandse verdedigingslijn tussen Breda en Tilburg.

Op 10 mei 1940 startte in de vroege ochtend Fall Gelb en landden zweefvliegtuigen op Eben-Emael en bij de bruggen rond Maastricht. De Nederlanders bliezen in Maastricht de bruggen op terwijl twee pantserdivisies, gesteund door pontons, naar de stad trokken. Alle geallieerde aandacht ging naar Maastricht uit dat met zijn vele kanalen en riviertjes een militaire flessenhals vormde. Tactisch werkte de Wehrmacht zeer doordacht, de Luftwaffe zwermde voor de grondtroepen uit en een enorm arsenaal aan luchtdoelgeschut zorgde voor aanvullende rugdekking. Op 11 mei werd hevig boven en rond Maastricht gevochten. Belgische Fairey Battles deden een aanval op de Albertkanaal-bruggen en leden zware verliezen. De RAF bombardeerde, onder bescherming van Hawker Hurricanes, met Bristol Bleinheims de stad. Het Britse Expeditieleger (BEF) verlangde dat Maastricht door Bomber Command volledig werd platgegooid om de Duitse opmars te belemmeren. Gelukkig werd dit door de RAF geweigerd: alleen lichte bommenwerpers werden ingezet. Op 12 mei begon onder Sint-Truiden bij Hannut een tankslag. De British Air Forces in France (BAFF) kreeg de opdracht om de bruggen rond Maastricht uit te schakelen wat leidde tot het hoogtepunt van de luchtstrijd boven en rond Limburg. Negen Blenheims vielen de weg Maastricht – Tongeren aan waarbij er zeven door Messerschmitt Bf 109’s werden neergeschoten.


Vijf Battles geëscorteerd door zeven Hurricanes vielen de bruggen bij Vroenhoven en Veldwezelt aan waarbij vier Battles en twee Hurricanes verloren gingen. De RAF viel vanuit Engeland met twaalf Blenheims de bruggen in Maastricht aan waarbij de helft door Bf 109’s werd neergeschoten en de overgebleven toestellen zwaar werden beschadigd. Hurricanes van het 85 en 87 squadron (Lille) misten de te escorteren Blenheims van 107 squadron. Collega’s van 615 (Abbeville) en 607 squadron (Vitry) hielpen de Blenheims van het 15 squadron, dat bommen gooide op de binnenstad. Boven de regio vonden zware luchtgevechten plaats. Ook de Fransen kwamen in actie. Onder escorte van vijftien Morane-Saulnier MS 406 jagers voerden laagvliegende Breguets 693’s aanvallen uit op de weg Maastricht-Tongeren om de aanstormende troepenmacht alsnog tot stilstand te brengen. Drie toestellen overleefden deze missie, de rest werd door de zeer effectieve luchtafweer neergeschoten. Sommige hevig getraumatiseerde piloten van de overlevende toestellen moesten bij aankomst uit de machines worden geholpen. De colonnes werden in de avond door achttien RAF Blenheims opnieuw aangevallen, zonder enig succes.
Een hevige luchtslag met zware verliezen! De Wehrmacht had weinig hinder van deze aanvallen. Het verdedigende scherm Duitse jagers ving de Blenheims op: alleen al JG 27 vloog 340 sorties met 85 Bf 109’s en ook de luchtafweer was bijzonder effectief.

Zeventig panden werden in Maastricht beschadigd en de bruggen, waar het om ging, zijn niet of slechts licht beschadigd. Wel waren er zevenentwintig doden en honderd gewonden te betreuren. Op 13 mei trok het Duitse leger in de Ardennen verrassend over de Maas en verplaatste het zwaartepunt van de gevechten zich naar die sector. De RAF en Armée de l’Air voerden alleen nog nachtelijke interdictieaanvallen op Limburgs grondgebied uit. Op 14 mei werd Rotterdam gebombardeerd en capituleerde Nederland, met uitzonderling van Zeeland waar de strijd tot het eind van de maand duurde. Op Frans verzoek waren er, ter verstoring van de Duitse aanvoerlijnen, dan alleen nog weinig effectieve nachtelijke verkenningen en bombardementen op Maastricht, Roermond, Sittard en de Oostelijke Mijnstreek. Met een mooie foto genomen vanuit een DDA DC3 eindigde Peter zijn indrukwekkende lezing.